De geschiedenis van de wijnen uit Tokaj

Hongarije heeft een rijke wijngeschiedenis. Er was een tijd dat alle Europese vorstenhuizen Tokaj Aszu dronken. Vandaag zijn Hongaarse wijnen bij ons minder bekend. Nochtans is niet alleen de likeurwijn nog steeds heel erg goed maar kan je ook prachtige rode en witte wijnen proeven. Naast internationale druivenrassen zijn er ook unieke Hongaarse variëteiten. Ook de taal is overigens uniek en enkel met het Fins te vergelijken. Het Hongaarse woord voor wijn is ‘bor’ en dat is wellicht afgeleid van het Turks.

Luister je liever naar de geschiedenis van de wijnen uit Tokaj? Dat kan.

Ga hier naar de Oenotopia podcast.

Of luister meteen op Spotify.

Turks? Het zijn nochtans de Romeinen die de wijncultuur daar hebben geïntroduceerd. Geschriften uit de 5de eeuw na Christus wijzen op een bloeiende wijncultuur in het gebied Pannonië. Dat was een Romeinse provincie en komt overeen met het huidige Westen van Hongarije en delen van Roemenië alsook het voormalige Joegoslavië. Hongarije is een Europees land en toch liggen mensen met een Turkse achtergrond aan de basis van wat nu de Hongaarse wijnbouw is? Dat is meteen het begin van een boeiende wijngeschiedenis.

Tussen 894 en 896 brak er een oorlog uit tussen het Bulgaarse en het Byzantijnse rijk. De zoveelste eigenlijk want het Byzantijnse, of Oost-Romeinse, rijk, dat het enige overblijfsel was van het grote Romeinse rijk, vocht zowat 3 eeuwen tegen de Bulgaren. Het Bulgaarse rijk kwam tot stand door een Turkse stam die de Donaudelta als nieuwe thuisland had bezet. Bulgaren en Oost-Romeinen hadden samen de Arabieren verslagen tijdens de slag bij Constantinopel in 718 maar door de groeiende macht van de Bulgaren liepen de spanningen tussen beide partijen hoog op. Toen de Byzantijnse keizer Leo VI besliste om de grote handelsmarkt van Constantinopel naar Thessaloniki te verplaatsen, kwamen de Bulgaarse handelaars in opstand. Een nieuwe oorlog was onvermijdelijk en de Byzantijnen riepen de hulp in van de Magyaren.

Die Magyaren waren een steppevolk dat leefde in wat nu Kazachstan is. Na een lange nomadische periode ging een deel zich vestigen in de Russische taiga en een ander deel emigreerde naar het Zuiden om te gaan wonen in een gebied tussen de Krim en de Donau. Dat gebied vinden we vandaag grotendeels in Oekraïne maar was toen deel van het machtige Turkse Chazarenrijk. Rond 830 maakte de Magyarstam zich los van dit rijk en trok nog meer zuidwaarts. Door hun manier van leven werden de Magyaren destijds vaak Turken genoemd. Het waren een beetje de Vikingen van het Oosten want de Magyaren plunderden er lustig op los en waren de schrik van de streek.

Geen probleem voor die vechtjassen dus om zich aan te sluiten bij het Byzantijnse leger in hun strijd tegen de Bulgaren. In 895 wonnen ze de strijd onder leiding van hun vorst Arpad maar in 896 werden ze toch door de Bulgaren, die inmiddels een verbond hadden gesloten met de Petsjenegen, in de pan gehakt tijdens de slag bij Bulgarophygon. Die Petsjenegen waren een verzameling Turkse clans en zeer belust op het uitschakelen van de Magyaren. Om te ontsnappen aan hun bloeddorst leidde Magyarvorst Arpad zijn volk over de Karpaten naar het Westen. Ze bouwden hun onderkomen bij de Tisza, de voornaamste zijrivier van de Donau, en dat was meteen het begin van het koninkrijk Hongarije. Ze troffen er wijnvelden aan uit de Romeinse tijden en hadden zelf ook wijn leren maken.

In 898 kreeg koning Arpad het verzoek van Arnulf van Karinthië om Italië binnen te vallen. Arnulf was koning van Oost-Francië en de man die uiteindelijk de Vikingen uit onze contreien wist te verdrijven. De beslissend slag tegen de woeste Noormannen was die bij de Dijle, dichtbij Leuven, in 891. In Italië was de toenmalige paus zo’n 7 jaar later ruzie aan het maken met koning Guido van Spoleto en daarom riep hij de hulp in van grote held Arnulf om Guido’s leger te verslaan. Slim als hij was, vroeg Arnulf militaire steun aan de Magyaren en bezette zo grote delen van Italië. Toen Arnulf de geest gaf, profiteerde Magyaarvorst Arpad om zelf grote delen van Pannonië en delen van Moravië te bezetten. Het middeleeuwse Hongarije was geboren en Arpad werd een echte Europese koning.

De volgelingen van Arpad verbouwden, nog steeds in navolging van de Romeinen, druiven in de Tokaj regio en maakten er volop wijn. Na Arpad volgden nog 2 koningen, waaronder Stefanus I die de eerste Christelijke koning was van Hongarije. Op Kerstdag van het jaar 1000 werd hij gekroond door paus Silvester II. Hij stichtte het gebied Eger, in het Noorden, wat een heuvelachtig gebied is en ook zeer geschikt voor wijnbouw. De plaatselijke bisschop en de monniken van het Cisterciënzerklooster, die de kerstening van Stefanus I graag deelden, maakten er volop rode wijn. Stefanus stichtte trouwens veel kerken en kloosters. Hij werd reeds in 1083 heilig verklaard. Namelijk op 20 augustus wat nu de nationale feestdag van Hongarije is.

Hierna kwam koning Ladislaus, die de Petsjenegen en de Bulgaren definitief versloeg, en in 1095 kreeg Koloman de koningskroon van Hongarije. Door zijn voorliefde voor lezen kreeg Koloman ‘koning van de boeken’ als bijnaam. Immigranten uit Frankrijk en Duitsland brachten toen de landbouw en het wijn maken op een hoger niveau. Zoals overal in Europa waren kloosterlingen hierin zeer bedreven gelet op de bereiding van hun miswijn. Meer wijnvelden brachten de noodzakelijke druiven voort. Maar de rust in die tijd werd al snel verstoord door de voorbijtrekkende legers van kruisvaarders. Aanvankelijk trok dat leger plunderend en moordend door het land maar Koloman legde zijn boeken neer, ging ten strijde en verdreef de kruisvaarders.

Toen het volgende leger kruisvaarders van Godfried van Bouillon aan de grenzen stond, mocht hij eerst niet binnen. Maar enkele briefwisselingen later was er een akkoord. Koloman ontmoette het Heilige leger van Godfried nabij Sopron en de geschiedschrijving leert ons een kortstondig verblijf van enkele dagen in een klooster. Dat herhaalde zich de volgende eeuwen en al die tijd werd er niet alleen veel wijn gedronken doch hielpen de christenen ook met de verbetering van de wijnbouw. Tegelijkertijd werd de lokale bevolking ook verder tot het Christendom bekeerd, al dan niet met veel wijn. Daarna palmde koning Koloman trouwens nog snel even Kroatië en Dalmatië in dat hij later weer verloor aan de Venetiërs.

Een van de latere koningen, koning Bela, nodigt cisterciënzers uit die meerdere abdijen stichtten in Hongarije. De wijnbouw kreeg wederom een grote impuls. En de volgende kruisvaarders waren verzekerd van genoeg wijn en spiritualiteit. In die tijd vielen de Mongolen binnen onder de aanvoering van Batu Khan, de kleinzoon van de bekende Dzjengis Kahn. Van het Hongaarse leger van koning Bela IV bleef haast niets meer over na de slag bij Mohi en ook grote delen van de bevolking lieten het leven onder de Mongoolse invasie. Ze trokken zich pas terug in 1241 door de dood van de Grote Khan. Er was heel veel vernietigd in Hongarije, ook talrijke wijngaarden. Koning Bela liet vervolgens versterkingen aan de grenzen aanleggen en trok bevolkingsgroepen buiten die grenzen aan om zijn land terug te bevolken.

Groot was de bloei en de rust in het Hongaarse rijk tijdens de 15de eeuw. Nieuw volk bracht nieuw leven en de wijn ging vlot binnen. In 1526 stortte de Hongaarse wereld echter in na een grote nederlaag tegen de Turken tijdens de slag bij Mohacs. Sueleyman I van het Ottomaanse rijk joeg het leger van Lodewijk de II van Hongarije over de kling. De Hongaren sloegen op de vlucht waarbij vele onder hen, waaronder ook Lodewijk II, van het leven werden beroofd. Hongarije viel uiteen in een Turks middendeel, een tussenrijk onder de Oostenrijkse Habsburgers en een onafhankelijk deel in het Oosten onder controle van de Turken. Het was namelijk verre van eenvoudig om dit grote land als een geheel te controleren en te verdedigen.

Honderdvijftig jaar duurde de Ottomaanse bezetting. Ze bouwden moskeeën hoewel de lokale bevolking de islam niet overnam als godsdienst. Zelf dronken de Ottomanen geen wijn maar ze beseften het economisch belang van de wijnhandel. Bekend uit die periode is de export van wijn naar Oostenrijk, Polen en Tsjechië. Servische migranten kwamen in die tijd naar Hongarije en zij brachten de druif Kadarka mee, meer bepaald naar het gebied Eger. In 1699 werd het Ottomaanse leger definitief verslagen door de legers van Polen en het Heilig Roomse Rijk onder leiding van Jan Sobieski, de koning van Polen. Tijdens de Vrede van Karlowitz werd het hele Hongaarse grondgebied afgestaan aan de Oostenrijkse Habsburgers. Het diende als buffer tussen de moslims en het Westen van Europa. Germaanse druiven deden toen hun intrede en een van de bekendste druiven vandaag nog is de Blauer Portugieser.

Mooi is de legende van kapitein Dobo. Toen de Turken het kasteel van de stad Eger wilden veroveren, stond hij met 2000 manschappen tegenover 100.000 tegenstanders. Dobo’s mannen waren van geen kleintje vervaard en putten extra moed uit het drinken van de rijke diepgekleurde wijn Bikavèr wat stierenbloed betekent. De Ottomanen dachten dat hun tegenstrevers letterlijk stierenbloed dronken, kregen schrik en trokken zich terug. De wijn die we vandaag nog kennen als Egri Bikaver kreeg vervolgens zijn bekendheid dankzij de Hongaarse dichter Janos Garay. Kekfrankos, de druif die wij beter kennen als Blaufränkisch, is de voornaamste variëteit in deze wijn maar ook Cabernet Sauvignon, Merlot en Kadarka worden ermee geblend.

Nog een legende is die van de Tokaj wijn. Uit dezelfde periode. In de wijnstreek Tokaj werd vooral witte wijn gemaakt. Vandaag trouwens ook nog. Furmint is veruit de belangrijkste druif en soms wordt ze aangevuld met Harslevelu en Sarga Muskotaly. Uit angst voor de Ottomanen stelde men in een bepaald jaar de oogst van de druiven uit. De nevel uit de moerassen, de warmte van de nazomer en de alles uitdrogende wind zorgden voor verschrompelde druiven. Men dacht dat de druiven rot waren. Toch besliste men wijn te maken. Tot ieders verrassing was de concentratie van de suikers heel hoog en was het resultaat een heerlijke likeurwijn. De Tokaj Aszu was geboren. De ‘pourriture noble’ had zich meester gemaakt van de druiven en bracht een goddelijk lekkere wijn voort.

“Aszu” betekent geconfijt. Dat is dus het resultaat van die Hongaarse edelrotting. Tokaj Aszu is al bekend uit oude documenten van 1571. Een register uit die tijd met de vermelding van 70 vaten Tokaj Aszu wijn duidt op het grote belang van deze wijn in de 16 de eeuw reeds. In ieder geval was de wijn met zijn hoge zuurgehalte en zijn vele suikers ideaal voor een lang transport van de wijnen. De ingedroogde druiven worden in 3 tot 6 mandjes, Puttonyos genoemd, toegevoegd aan de most in een vat van 136 liter droge basiswijn. Hoe meer “puttonyos” hoe zoeter en krachtiger de wijn. Er is ook een Tokaj die voor 100% uit ingedroogde druiven is gemaakt. De Escenzia. Deze behoort tot de kostbaarste wijnen ter wereld.

Als techniek om likeurwijn te maken gaat Aszu een stap verder dan de rest van dit soort wijnen in de wereld. Het is altijd bang afwachten. Een regenbui tijdens de oogst of nachtvorst kan fataal zijn. De combinatie van nevel, nazomerzon en wind moeten perfect zijn.  Zeer onzekere omstandigheden dus waarbij de wijnmaker helemaal is overgeleverd aan de grillen van de natuur. Soms is het wachten van oktober tot aan het begin van de winter. En soms is heel de oogst onherroepelijk verloren. Als alles goed gaat dan wordt er in meerdere keren geplukt en zowat elk druifje wordt met de hand gecheckt. Begrijpelijk dus dat deze nectar niet goedkoop is.

Intussen was keizer Ferdinand III koning van Hongarije geworden in 1625 en koning van Bohemen in 1627. Hij volgde daarna zijn vader op als keizer van het Heilig Roomse Rijk in 1637. Het was hij die Baron George I Rakoczi verheef tot Prins van het Heilig Roomse Rijk en dat met het recht op overgang van deze titel op de nakomelingen. De Rakoczis waren zowat de belangrijkste familie van de 16de en 17de eeuw. De hele regio Tokaj was van hen. Ze hadden veel diplomatieke relaties. Het was Frans II Rakozci die goede banden had met Lodewijk XIV. In 1703 schonk hij Lodewijk de XIV een aantal flessen Tokaj wijn. Enkele jaren daarvoor had hij de Franse koning geholpen in zijn gevecht tegen Oostenrijk en die had op zijn beurt de belofte gedaan Rakozci te helpen bij een opstand tegen die Habsburgers.

“Vinum Regum, Rex Vinorum” (“Wijn voor koningen, koning van de wijnen”). Dat was de reactie van Lodewijk XIV na het drinken van zijn eerste Tokaj. Als marketingcampagne kon dat tellen want 3 eeuwen lang was Tokaj daarna de wijn van de elite in Europa. Aan alle Europese hoven was Tokaj DE wijn. Schrijvers en kunstenaars werden geïnspireerd door deze wijn waardoor hij tot einde de 19de eeuw via boeken, muziek en kunstwerken bij de rest van de Europese elite binnenstroomde. Tolstoj, Jonathan Swift, Honoré de Balsac en Gustave Flaubert schreven over Tokaj wijn. Voltaire was verzot op de wijn. Shakespere noemde de wijn “een nieuwe kleur in het smakenpalet”. Van 1703 tot 1711 had cadeaugever Frans II Rakoczi geprobeerd om Hongarije onafhankelijk te krijgen. Hij kreeg naast steun bij zijn opstand ook cadeau’s, zoals meubelstukken, van de zonnekoning maar Hongarije bleef onder de Habsburgers na de vrede van Satmar op 29 april 1711. Rakoczi trok naar Polen en stierf in 1735.

Kort daarna, in 1737, werd Tokaj als allereerste wijngebied in de wereld als beschermde oorsprongsbenaming vastgelegd. De wijnen bereikten hun absolute hoogtepunt en rijkdom. De Russische tsaren en elite dronken massaal deze wijn en ook in Polen werd er van menig glas Tokaj genoten. Die Poolse wijnmarkt viel echter nogal snel weg na de Poolse Delingen tussen 1772 en 1795 waarbij Rusland, Pruisen en Oostenrijk het land onder zich verdeelden en het dus letterlijk van de kaart veegden. In het derde couplet van het Hongaarse volkslied uit 1832 worden de wijngaarden van Tokaj bezongen. Alle Europese vorsten hadden de wijn in hun kasteelkelder liggen. Napoleon III, Bonaparte dus, bestelde elk jaar 40 vaten. We zijn dan rond het jaartal 1840. Beethoven en Goethe waren eveneens grote fans van de likeurwijn.

Eerder had Hongarije de Oostenrijkers gesteund in hun oorlog tegen Napoleon. Die jaarlijkse bestelling van 40 vaten had misschien iets veranderd. Want in 1848 brak er een revolutie uit. Eigenlijk waren er al heel wat opstanden geweest van de Hongaren tegen de Oostenrijkers. In 1848 eistten de Hongaren meer autonomie als onderdeel van het keizerrijk Oostenrijk. De onderhandelingen daarover verliepen moeizaam. Dat leidde later tot een heuse onafhankelijkheidsoorlog en de Oostenrijkers konden die enkel neerslaan door de hulp van de Russen in te winnen. De Hongaren haalden hun slag niet thuis maar gingen wel allemaal in passief verzet. Dat verzet duurde zomaar even tot 1866 waarna de Oostenrijkers na een gigantische nederlaag tegen de Pruisen verzwakt waren en akkoord gingen met de oprichting van een Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Dat was toen een van de grootste machten en ze bleef bestaan tot aan hun nederlaag in Italië in 1918 tijdens WOI.

Na die eerste wereldoorlog, meer bepaald na de Asterrevolutie, werd Hongarije op 31 oktober 1918 een onafhankelijke republiek. Contrarevolutionairen pleegden in 1919 met de steun van Roemenië een geweldloze staatsgreep. Toen de laatste keizer van Oostenrijk wilde terugkeren naar Hongarije werd in steun met de buurlanden een onafhankelijk koninkrijk Hongarije gesticht onder regent Miklos Horthy, een militair. Men had geen zin in een nieuw groot Oostenrijks konninkrijk. Hongarije was toen, na WO I, 2/3 van zijn grondgebied kwijt en ineens tot zijn huidige grootte herleid.

Intussen was de Hongaarse wijnindustrie in 1886 zwaar getroffen door de druifluisziekte. Vele wijngaarden zijn toen voorgoed verdwenen. Nieuwe aanplanten deed het aandeel Blaufränkisch en Bordeaux druiven in Eger gevoelig toenemen. In Tokaj zagen velden met Furmint, Harslevelu en Muscat opnieuw het levenslicht. Lokale overheden verplicchtten vanaf 1896 het bottelen in transparante flessen om de mooie kleur van Tokaj wijn tot zijn recht te laten komen. Waar de eerste wereldoorlog al een grote klap was voor de Hongaarse wijnbouw was de tweede oorlog dat zeker. De handel was toen al grotendeels in handen van Poolse joden. Hongarije koos de kant van nazi-Duitsland en kon zo Transsylvanië inlijven. Hongaarse troepen leden grote verliezen bij hun deelname aan de slag om Stalingrad. In 1944 wisselden ze snel van kamp en sloten ze zich aan bij de geallieerden om een bezetting door de gevreesde Russen te voorkomen.

Toch werd Hongarije na 1945 onderdeel van het oostblok onder invloed van de Sovjets. Tweeënveertig jaar communisme betekende voor de wijnbouw eerst en vooral een massale onteigening van de adel, de oprichting van collectieve landbouwbedrijven en ook massaproductie van nietszeggende wijnen voor de grote Russische markt. Naar hartenlust werd er gechaptaliseerd of aangezuurd. Wijn maken en verkopen werd geregeld dloor een staatsbedrijf dat bekend stond onder de naam ‘Borkombinat’. De partijbonzen vroegen wel kwaliteitswijn. Zo kwam het dat er op enkele hectaren nog bijzonder goede Tokajwijnen tot stand kwamen. Vandaag bestaan er nog kelders die een voorraad herbergen van flessen uit 42 wijnjaren. Met deze wijnen weet de overheid zich voorlopig geen raad. De communistische geschiedenis weegt nog te zwaar.

Na de moeilijke jaren onder broertje Rusland was er veel interesse in Hongarije als wijnland. Al snel vonden ondernemers vanaf 1990 hun weg en in hun kielzog volgden nieuwe druiven zoals Zweigelt en Cabernet Sauvignon. Weg was de reputatie van Eger en Tokaj nog niet. Nieuwe investeerders wilden maar al te graag deze bijzondere wijnen opnieuw maken zoals dat voor de eerste wereldoorlog gebeurde. Met zijn toetreding tot de EU in 2004 kreeg Hongarije nog meer middelen maar moest het land ook voldoen aan de kwaliteitseisen van de Unie. Dit kwam de kwaliteit zeker ten goede. Of Orban verder de ontwikkeling van zijn land, en dus ook de wijnindustrie, binnen de EU gaat vooruithelpen is nog maar de vraag. Water bij de wijn doet hij al zeker niet. Of hij graag Hongaarse wijn drinkt is vooralsnog niet bekend.

Vandaag kent Hongarije bijzonder goede wijnen. Historische wijnen zoals de Tokaj en de Egri Bikaver, of stierenbloed, uit Eger, heerlijke wijnen van aan het Balatonmeer en bijzonder mooie rode wijnen uit Villany in het Zuiden. Furmint, Harslevelu, Kadarka en Kekfrankos zijn de authentieke klassiekers. Zij worden gevinifieerd met moderne technieken door enthousiaste investeerders. Tegelijkertijd vind je in Hongarije hele fijne wijnen van Chardonnay, Pinot Gris, Merlot, Pinot Noir, Cabernet Franc en Cabernet Sauvignon. Het land van de Magyaren telt vandaag een 20-tal wijnregio’s verdeeld over ongeveer 80.000ha. De combinatie van al deze wijnstijlen op diverse terroirs maken van Hongarije een enorm boeiend wijnland. Met een bijzondere geschiedenis.

Ook al zijn likeurwijnen nu minder in de mode, toch zou je minstens 1 keer moeten proeven van een top Tokaj Aszu wijn. Proeven van een wijn die door Lodewijk XIV en andere vorsten werd gedronken, waar adel en cultuur verzot op was en waar de geschiedenis van een land intens mee verbonden is. Dompel je letterlijk even onder in de rijke geschiedenis van Tokaj en bij uitbreiding in die van een wijnland waar authentieke wijnen gemaakt worden. De juiste uitspraak van al die Hongaarse wijntermen is misschien wat lastig. Maar iedereen kan proeven van Hongaarse wijn en met zo’n geschiedenis moet je dat als wijnliefhebber minstens een keer gedaan hebben. “Vinum regum, vinum ad omnes” ofwel “Wijn van koningen, wijn voor iedereen”.

Submit your response