De geschiedenis van Bordeaux

Luister je liever naar de podcast?

Ga dan hier meteen naar de Oenotopia podcast over de geschiedenis van Bordeaux.

Bordeaux. Is er een wijnstreek die nog bekender is? Is er een wijnstijl die minder gekopieerd is dan deze? Is er iemand die nog nooit gehoord heeft van Margaux, St. Estèphe, St. Julien, Médoc, Pessac-Léognan, Saint Emillion, Pomerol of Sauternes? En hebben we allemaal al niets al gehoord van cru classés? Maar hoe komt dat eigenlijk? Hoe is Bordeaux geworden tot wat het vandaag is?

Bordeaux heeft zijn faam en reputatie te danken aan de kasteelwijnen. De bewaarwijnen die voor astronomische bedragen verkocht worden aan verzamelaars, tenminste als die wijnen gemaakt zijn in een goed jaar. Wijnen die door handelaars bekend gemaakt zijn, wijnen die al verkocht worden nog voor ze gebotteld worden en wijnen die door internationale critici beoordeeld en gescoord worden. In Bordeaux zijn de grote bekende bewaarwijnen echte merken geworden. Met prijzen die onderhevig zijn aan speculatie.

Maar in Bordeaux is er ook een andere kant van de medaille. Namelijk een grote plas aan minder bekende wijnen waar heuse pareltjes tussen te vinden zijn. En ook wijnen die heel moeilijk verkopen en kampen met gebreken in de mindere jaren omdat het geld voor moderne technieken er niet is. Bordeaux is een streek die iedereen kent met wijnen die iedereen kent en met nog veel meer wijnen die de moeite waard zijn om te ontdekken. En vooral met een geschiedenis die ongelofelijk rijk is en heel erg boeiend is.

Er zijn schriftelijke sporen gevonden van beperkte wijnbouw in de regio zo’n 2500 jaar geleden. Griekse en Fenicische zeevaarders hadden aan de Middellandse zee druiven aangeplant om er wijn van te maken. Wijn was ook wat de Galliërs wat later dronken. Meer dan 2000 jaar geleden vielen de Romeinen binnen en werd de gallische hoofdman Burdigal verslagen. Van Panomarix en een toverdrank was geen sprake en dus zagen de Galliërs aan de Atlantische kust, in wat nu het Zuiden van Frankrijk is, de soldaten uit Rome de macht in handen nemen. Met die macht kwam ook de aanplant van veel meer druiven om wijn van te maken. Die Romeinen waren grote wijndrinkers omdat het water destijds vaak besmet was.

Wijn werd dus belangrijk in de nederzetting aan de samenloop van 2 grote rivieren, de Gironde en de Garonne.  Die nederzetting kreeg later vermoedelijk de naam Burdigalia geïnspireerd op de verslagen hoofdman Burdigal, en groeide uit tot de stad Bordeaux. “Haven van de maan” zou Burdigalia betekenen in het Gallisch. En de Romeinen verbleven er graag. Het klimaat was er zacht en de wijnbouw succesvol. De dichter Magnus Decimus Ausonius verbleef er en Château Ausone in Saint-Emillion ontleende zijn naam aan deze dichter. Het Romeinse wijnfestijn werd na pakweg 400 jaren hardhandig verstoord door de Vandalen en de Visigoten. Die waren niet zo op wijn gericht. Nog wat later, we zitten dan rond 730 na Chr. vallen de Moren binnen. En toen die verjaagd waren, drongen de Vikings met hun ranke schepen binnen via de haven van Bordeaux om de streek vakkundig leeg te plunderen. Gedurende vele honderden jaren was er van wijnbouw dus weinig sprake.

Eleonora van Aquitanië bracht echter redding. Deze mooie en slimme vrouw trouwt in 1152 met Hendrik II Plantagenet, hertog van Normandië en graaf van Anjou. In 1154 wordt hij koning van Engeland en behoort Bordeaux dus tot het Engelse rijk. Dankzij Eleonora kwam de wijnbouw terug tot bloei. De Engelsen waren verzot op Franse wijn en Eleonora hief hoge taksen op alle wijn die Bordeaux verliet. “French claret” werd een gigantische hype in Engeland. Wijnhandelaars kregen in Bordeaux veel privileges en werden zo erg machtig en vooral heel rijk. Ze eisten het alleenrecht op om wijn via de haven te Bordeaux te verschepen ten nadelen van naburige wijngebieden in het Zuidwesten van Frankrijk.

Als in 1337 de eerste van vele oorlogen, de honderdjarige oorlog genoemd, uitbreekt, kiezen de Bordelezen de kant van de Engelsen. Kwestie van de geldstromen niet te laten opdrogen. Geen probleem zolang de Engelsen aan de winnende hand zijn maar als in 1380 het Franse leger de bovenhand krijgt, wordt Bordeaux bijna helemaal verwoest. Aartsbisschop Pey Berland nam nog de leiding en probeerde aanvankelijk stand te houden. Hij riep de hulp van de Engelsen in. Die kwam er snel onder de aanvoer van graaf John Talbot. Helaas werd hij in 1453 tijdens de slag van Castillon een kopje kleiner gemaakt maar zijn naam blijft wel leven in het Château Talbot (Saint Julien). Vanaf dan was Bordeaux in Franse handen en verloren de wijnhandelaars hun voorrechten. In de 15de eeuw kwam de wijnhandel met de Engelsen langzaam weer terug op gang.

Tijdens de godsdienstoorlogen in de 16de eeuw bleef de wijnbouw intact om daarna weer langzaam verder te groeien. Meer nog, er is nood aan nieuwe aanplant. De handelaars in Bordeaux wilden weer groeien en hadden nieuwe gronden nodig. Tot dan stonden de meeste wijnstokken op de rechteroever in wat nu de Libournais is, bekend van Blaye, Saint Emillion en Pomerol. En ook naar het Zuiden in wat vandaag de Graves is waar o.a. het herkomstgebied Pessac Léognan ligt en verder nog in de huidige Sauternes. Het gebied richting de Atlantische oceaan was een groot moerasgebied en daar wilde men nieuwe gronden aanleggen.  Men dacht bovendien dat al dat water voor de pest zorgde en dus was de motivatie om moeras droog te leggen erg groot.  

Via afwateringskanalen werden dus onder water gelopen vlakten drooggelegd waar eerst graan en fruitbomen op werden aangeplant maar later ook steeds meer wijnstokken, vooral op de kiezelrijke gronden. Voor die drooglegging werd beroep gedaan op de Hollanders. Die hadden al een goede reputatie opgebouwd op dat vlak. De Franse koning Hendrik IV schreef een brief om de Nederlanders te vragen de beste vaklui te sturen. Humphrey Bradley, zoon van een Engelsman, uit Bergen op Zoom wist wel raad met die opdracht. Hij kreeg van de koning de opdracht om de moerassen te inspecteren en een plan te maken. Dat deed hij goed, hij maakte een plan voor het aanleggen van dijken en werd tot aan zijn dood aangesproken met de titel ‘Grandmaître des Digues du Royaume’.

Bradley sloot voor zijn werkzaamheden een overeenkomst af met Conrad Goossen, een Vlaming. Hij voerde de meeste van de werkzaamheden uit en riep daarna verder de hulp en het kapitaal in van vele andere Nederlandse ondernemers. Het waren die Nederlanders die voor orde en structuur zorgden in de wijngaarden. Men wist toen al dat de gronden met kiezelstenen voor betere wijnen zorgden en dus had men een indeling in gronden voor wijndruiven, graan en veeteelt. Dus de Hollanders legden de Medoc droog maar dan wel op initiatief van een halve Engelsman en door het ondernemerschap van een Vlaming. Zo kwam het dat adellijke families uit Bordeaux grote eigendommen verkregen in wat nu de Haut-Médoc is. Ze stichten er wijndomeinen zoals bijvoorbeeld Lafite en Latour van de familie Ségur of Mouton van de familie Brane.

In het midden van de 18de eeuw hebben de mensen honger. Er komt een bevel van de vorst om alle wijnstokken te rooien en te vervangen door graan. Dat is zonder Montesquieu gerekend. Hij is voorzitter van het parlement maar ook wijnbouwer. En van plan een serieus wijnstokje te steken in die plannen om alles te rooien. Gesteund door de lokale wijnhandelaars geeft hij de wijnbouw een nieuwe impuls en worden begrippen geïntroduceerd als Château of Grand Cru. Eind jaren 1700 komen de eerste glazen flessen op de markt die langzaamaan de handel in houten vaten vervangt. Zelfs de Franse revolutie kan het feest niet verstoren want de wijnhandelaars en de adellijke familie hebben veel macht. Tegen die tijd werden de wijnen donkerder omdat ze steeds meer enkel van de blauwe druiven gemaakt werden. Ook komt de handel met Engeland weer op gang, worden er wijnen naar overzeese gebieden verscheept en de wijnkastelen doen gouden zaken. Hun reputatie groeit en er ontstaat een onderlinge prijshiërarchie. En die legt de basis voor de classificatie van 1855.

Lang daarvoor had de eigenaar van Haut-Brion, Arnaud de Pontac, beslist om een winkel in Londen te openen om zijn wijn daar rechtstreeks aan de man te brengen. De eigenaars van Latour, Lafite en Margaux deden kort daarna hetzelfde. Zij vormden op die manier als het ware de referentie voor de Engelsen als het op ‘fine claret’ aankwam. Die ‘claret’ was vroeger trouwens een mengeling van witte en rode druiven en dus eerder een rosé gekleurde wijn. Andere kastelen probeerden vanuit Bordeaux ook hun wijnen aan de Engelse adel te slijten en verhoogden zo hun kwaliteit. Ze bleven echter altijd wat onder de eerste 4 en kregen de naam ‘deuxième cru’s’. Nog wat later ontstond er een categorie 3ième crus en, ja hoor, nog jaren later zelfs een vierde niveau. Op die manier ontstond er een soort van prijslijst van Bordeauxwijnen met 4 verschillende prijscategorieën. Deze verscheen zelfs in de toenmalige reisgidsen.

Napoleon III had al lang begrepen dat wijn een belangrijk exportproduct was. Het hof begon steeds meer wijn te drinken en Bordeaux was populair. Hij besloot om op de wereldtentoonstelling van 1855 veel aandacht aan Franse wijnen te geven. Wijnen uit elke wijnregio moesten opgestuurd worden maar de kamer van koophandel van Bordeaux kreeg specifiek het verzoek om een overzichtelijke lijst op te stellen van alle beschikbare ‘crus classés’. De reeds bestaande prijslijst werd gebruikt als basis maar niet elk kasteel werd weerhouden. Men had ook de wijnen geproefd en enkel die kastelen die gedurende enkele achtereenvolgende jaren een hoge kwaliteit hadden gemaakt, stonden uiteindelijk op de lijst. Het klassement van 1855 was officieel geboren en hoewel het daarna nog wat werd aangepast, is deze classificatie vandaag de dag nog steeds in voege.

Als in 1860 de Engelsen de invoerrechten op Bordeaux nog eens verlagen, is het volume Bordeauxflessen dat naar Engeland gaat niet meer bij te houden. Vooral de grote namen uit de Médoc, de crus classés, verkochten als zoete broodjes. Ondanks de aanvoer van wijnen uit Bordeaux via onze Vlaamse havens, was er een gebrek aan goede Bordeauxwijnen in ons land. Rond die tijd zijn er enkele Vlaamse wijnimporteurs hun wijnen gaan kopen in Saint-Emilion en Pomerol. De wijnen van de rechteroever vonden gretig aftrek bij ons en net deze ontwikkeling ligt aan de basis van het succes van wijnen uit de Libournais in Vlaanderen. Dit speelde minder in Wallonië gezien die toen reeds wijnen uit Anjou en Bourgogne aangevoerd kregen via de talrijke binnenwateren.

De toekomst zag er in ieder geval rooskleurig uit voor de handelaars. Eigenlijk was toen al de vraag naar de geclassificeerde wijnen groter dan het aanbod. Handelaars slaagden er zelfs toen al in om de wijnen te verkopen noch lang voor ze gebotteld werden. Dat is wat we nu ‘en primeur’ noemen. Maar dan sloeg ineens  het noodlot toe! Een klein beestje zorgde ervoor dat er geen druppel wijn meer gemaakt werd, geen vat noch fles de haven van Bordeaux verliet en, meer nog, geen enkele druif nog het levenslicht zag in de wijngaarden van Bordeaux. De phylloxera, de druifluis, had zich vanaf 1878 meester gemaakt van de druivenstokken en aanvankelijk kon niets dat verhelpen. Uiteindelijk vond men de oplossing door te enten op de resistente Amerikaanse onderstokken. Maar het duurde tot ver na de 2de wereldoorlog vooraleer de wijnen uit Bordeaux weer in grote aantallen bij hun klanten terecht kwamen. 

In de tussentijd werd de wetgeving verder aangescherpt en de grenzen van het wijngebied vastgelegd wat resulteerde in de wet van 1935 die de afbakening en de regels van de AOC’s, de Appelations d’Origine Controlées, vastlegt. Professor Emile Peynaud zorgde voor revolutionaire veranderingen. Zijn wetenschappelijk onderzoek aan de universiteit van Bordeaux gaf veel inzichten in de mogelijke problemen bij wijn maken. Hij leerde wijnmakers de focus te leggen op de rijpheid van druiven en niet alles gelijk te plukken en bracht inzicht in hoe het fermentatieproces te controleren. Ook het voltrekken van de tweede gisting, de malolactische fermentatie, waarbij de wat agressieve appelzuren worden omgezet in melkzuren is van zijn hand.

Tijdens de jaren ’90 van de vorige eeuw zorgt wijnmaker Michel Rolland voor een nieuwe rijpe en rijke stijl wijnen bij de domeinen die hij adviseert. Wijncriticus Robert Parker is fan en prijst de wijnen ongekende hoogten in. Consumenten kunnen die iets zwoelere wijnen wel appreciëren en een nieuwe trend is geboren. Vandaag is deze wijnmode weer voorbij. De zoektocht naar minder alcohol maakt dat wijnen uit Bordeaux minder zwaar en frisser zijn. De focus ligt nu minder op de rijpheid van de suikers in de druif maar vooral op de fenolische rijpheid. Dat is de rijpheid van de tannine, de kleurstoffen en de aroma’s die allemaal hun gevolg hebben op de smaak en het mondgevoel van een wijn.

Bordeaux is dus wereldberoemd. Vooral door de klinkende namen van de bekende kastelen. Deze wijnen zijn ware luxeproducten geworden waarmee zelfs gespeculeerd wordt of als investering in onderhandeld wordt. Toch zijn er ook enkele mindere goden die best bekend zijn en wijnen van wereldklasse maken. En dan is er de hele grote plas onbekende Bordeauxwijnen. Die best goed zijn of zelfs heel erg goed zijn in de betere jaren. Wijnen die de moeite waard zijn om te ontdekken, die lastig hun weg naar de klant vinden en die het moeilijk hebben om als wijnbedrijf te overleven. Weg van de glitter en glamour kan je leuke ontdekkingen doen. Maar ook verhalen van mensen die amper kunnen leven van wijn of wijnen die helaas niet goed genoeg zijn.

De geschiedenis is groots, de wijnen zijn groots, de grote wijnen kunnen lang rijpen, het proeven van een grand cru classé op dronk is fantastisch en een ‘must’ voor elke wijnliefhebber. Het zoeken naar de verborgen parels in de schaduw van de grote namen is een uitdaging. Weliswaar wat goedkoper en ook heel erg leuk, net zoals het verder ontdekken van de immens rijke geschiedenis van dit wijngebied en het wegleggen van een topper om hem gedurende jaren langzaam te laten evolueren tot een vineus bordelees hoogtepunt. Santé!

Submit your response